Gitaar woordenlijst

Algemene Gitaar Woordenlijst

Onderdelen van de gitaar:

Stemapparaat/stemknoppen: hiermee stem je de snaren op de juiste toonhoogte.

Headstock: De ‘kop’ van de gitaar, stemmechanieken of pegs worden op de headstock gemonteerd.

Moer: Hier rijden de snaren overheen. Het houdt ze strak en op de juiste plek, ook wel topkam genoemd (bij de kop).

Zadel: een stuk bot dat aan de brug bevestigd is en dat de snaren op de gewenste hoogte brengt en de trillingen via de brug doorgeeft aan de zangbodem. De hoogte van het zadel verhoogt of verlaagt de “actie” – de afstand tussen je snaren en de toets.

Body: De geluidsproducerende kamer waaraan de hals en brug zijn bevestigd.

Fingerboard en hals: Waar je je linkerhand plaatst en verschillende noten speelt

Frets: kleine metalen staafjes waar je de snaar tegenaan drukt om een noot te maken

Sound Hole: Het geluid van de gitaar wordt gecreëerd in de body en komt hier vandaan.

Rozet: Een decoratief patroon rond het klankgat

Gezicht: Het platte bovenvlak van de gitaar

Brugbasis: de snaren zijn hieraan bevestigd

Soundboard:– De bovenkant van de gitaar of voorkant. Hierin zit het klankgat.

Shop

Accent: Speciale nadruk op een muzikale noot binnen een frase.

Adagio: Aanduiding dat de muziek gespeeld moet worden met een snelheid die niet zo langzaam is als larghetto. 66 – 75 tikken per minuut.

Allegro: Levendig, of vrolijk. Vaak gebruikt om een snel stuk aan te geven, maar niet zo snel als presto. 120 – 167 tikken per minuut.

Andante: Aanduiding van tempo (stapvoets). 76 – 107 tikken per minuut.

Bend: Een gitaartechniek die populair is in blues en rock waarbij de snaar wordt “gebogen” door hem met je vinger over de fret (parallel eraan) te duwen.

Capo: Een apparaat dat werkt als een barre die over een fret gaat. Het wordt gebruikt zodat je open gitaarakkoorden in verschillende toonsoorten kunt spelen.

Chika: Het geluid van een gedempt akkoord.

Akkoord: Een combinatie van drie of meer tonen die tegelijkertijd klinken.

Akkoordenschema: Dit is de standaard notatie die gebruikt wordt om akkoord vingerzettingen weer te geven op de toets van een gitaar.

Gauge: De term die wordt gebruikt om de diameter van een draad te beschrijven en in de muziek om de dikte van een snaar te beschrijven. String gauges worden gemeten in duizendsten van een inch. De hoge E-snaar die op veel elektrische gitaren wordt gebruikt is bijvoorbeeld .009 gauge, oftewel “9 duizendste inch”.

Halve stap: Het kleinste interval (zie Interval hieronder).

Interval: Een interval is de afstand tussen twee toonhoogtes. In westerse muziek wordt dit numeriek uitgedrukt op basis van hun onderlinge afstand in een diatonische toonladder. Bijvoorbeeld, van de eerste toon van de majeur toonladder naar de derde toon zou het interval worden uitgedrukt als een grote terts omdat het de derde toon van de toonladder is. De kleinste intervalstap is de halve toon (of halve stap), dat is het interval tussen twee aangrenzende tonen in een chromatische toonladder. Een hele toon (of hele stap) bestaat uit twee halve tonen.

Larghetto: Aanduiding dat de muziek gespeeld moet worden in een tempo dat niet zo langzaam is als largo. 60 – 65 tikken per minuut.

Largo: Aanduiding dat de muziek langzaam moet worden gespeeld, op een brede manier. 40 – 59 tikken per minuut.

Majeur akkoord: Een akkoord met drie tonen, een drieklank genoemd (zie definitie hieronder), dat de eerste, derde en vijfde toon van een majeur toonladder combineert. Majeurakkoorden hebben een vrolijk of opgewekt geluid.

Maten: Gedeelten van muziek met een bepaald aantal beats, bepaald door de maatsoort. Bijvoorbeeld, een maat in 4/4 tijd kan bestaan uit vier kwart (1/4) noten, of 8 achtste (1/8e) noten.

Melodie: Een ritmisch georganiseerde opeenvolging van losse tonen die zo aan elkaar gerelateerd zijn dat ze een bepaalde muzikale frase of idee vormen.

Metronoom: Een apparaat dat de tijd aangeeft op een vaste maat met instelbare intervallen, om te helpen een vaste maat te houden tijdens het spelen van muziek.

Mineur akkoord: Een akkoord met drie tonen, een drieklank genoemd (zie definitie hieronder), dat de eerste, geflatteerde terts en vijfde toon van een majeurtoonladder combineert. Kleine akkoorden hebben een donkerder, melancholisch geluid.

Moderato: Gematigd, als in een gematigde snelheid. 108 – 119 tikken per minuut.

Dempen: Het licht aanraken van bespeelde snaren om hun geluid te dempen.

Noot: Een enkel geluid of de weergave ervan in muzieknotatie.

Open snaar: Een snaar die wordt aangeslagen zonder met de linkerhand te worden vastgehouden.

Palm muting: Een techniek waarbij de palm van de rechterhand op de snaren net boven de brug wordt gelegd, zodat de snaren een beetje gedempt worden; dit is anders dan dempen, waarbij de snaren gedempt worden.

Pickguard/ Golpeador: Een plaat die op de body van de gitaar zit om deze te beschermen tegen krassen van het plectrum.

Pickups: Elektrisch apparaat op de body van elektrische gitaren dat geluid omzet in elektrische signalen.

Toonhoogte: Een duidelijke muzieknoot.

Prestissimo: Heel snel. Sneller dan presto. 181 – 208 tikken per minuut.

Presto: Snel. Aanduiding dat de muziek in een snel tempo moet worden afgespeeld. 168 – 180 tikken per minuut.

Referentienoten: Correct gestemde noten die gebruikt worden om een ander instrument te stemmen ter vergelijking.

Ritme: Een regelmatig patroon gevormd door een reeks noten van verschillende duur en klemtoon.

Riff: Een korte muzikale frase waarop een nummer is gebaseerd.

Grondtoon: De toon waaruit een akkoord is opgebouwd. De grondtoon van het A mineur akkoord is bijvoorbeeld de A noot.

Klankgat: Een opening in de body van de gitaar om geluid te projecteren.

Syncope: Het benadrukken van een beat die normaal zwak is.

Gitaartabellen of Tablatuur: Een notatiesysteem dat gebruikmaakt van letters, cijfers en symbolen om de plaatsing van de vingers en de volgorde van de noten aan te geven voor het spelen van een muziekstuk op een specifiek instrument (gitaar, bas, enz.).

Tempo: Snelheid waarmee muziek wordt gespeeld, meestal uitgedrukt in beats per minuut (BPM).

Tie: Een gebogen lijn die twee identiek geplaatste noten verbindt, wat impliceert dat alleen de eerste noot moet worden getokkeld en dat de noot wordt aangehouden voor de volledige duur van de twee noten samen.

Drieklank: Een akkoord bestaande uit drie noten die meestal even ver uit elkaar liggen als elke andere noot in een toonladder.

Shop

Op zoek naar een handgemaakte of fabrieksgitaar?

Product Enquiry